Als het gaat over de liefde, de romantische liefde, dan is mijn bril roze. In mijn ideale wereld is de liefde groots en meeslepend, met overrompelende verliefdheid, vlinders in je buik, de eerste kus. Verlangen om elkaar te zien en aan te raken, heerlijk. Dat je dan op een bepaald moment die roze bril moet afzetten en de werkelijkheid onder ogen moet komen, ach, het is niet anders. Een liefdesrelatie hoort intens en hartstochtelijk te beginnen. Ongeacht of je voor eeuwig bij elkaar blijft of dat het van korte duur is.
Met verbazing hoorde ik dan ook de dating en relatie-verhalen van Japanse vrienden aan. Geen pubers, hoor, maar dertigers die elkaar leuk vinden, afspreken en dat een ‘date’ noemen, maar dan alleen praten over koetjes en kalfjes en geen enkele toenadering zoeken of toespeling maken op meer. “Ik denk dat hij me wel leuk vindt,” zei een vriendin na de derde keer uit eten. “Hebben jullie al gezoend?” vroeg ik nieuwsgierig. Ze keek me met grote ogen aan. “Nee, natuurlijk niet!” Oké. Zoenen doe je dus niet. “Handje vastgehouden?” vroeg ik hoopvol. Nee, ook niet. Ik snapte er eerlijk gezegd helemaal niks van. Het ging allemaal zo omslachtig en het duurde zo lang, dat bij mij de vlinders allang uitgevlogen zouden zijn. Er moest eerst iets uitgesproken worden, namelijk “Ik vind je leuk, wil je verkering?” of zoiets. Maar wie dat dan als eerste zegt of vraagt, geen idee.
Toen was daar Hiromi Kawakami met haar boek ‘Strange Weather in Tokyo’. Met haar bijna vluchtige schrijfstijl trok ze me in de wereld van Tsukiko, de hoofdpersoon, die op een dag een vroegere leraar van de middelbare school tegenkomt in een izakaya, een typisch Japans café-restaurantje. Sensei is het Japanse woord voor ‘leraar’ en ook de aanspreekvorm. Tsukiko kan niet meteen op zijn naam komen en noemt hem ‘Sensei’ en zo blijft ze hem noemen. Ze hebben een klik, ondanks het leeftijdsverschil. Zij is eind dertig, hij al tegen de zeventig. Ze ontmoeten elkaar vaker in de izakaya en worden regelmatig dronken. Het zijn verre van grootse en meeslepende avonturen die Tsukiko en haar sensei beleven, hoewel ze zich regelmatig afvraagt “hoe ben ik hier nu weer in beland?”. Zoals tijdens een bezoek aan Sensei’s huis nadat ze samen (te)veel sake hebben gedronken. Of tijdens een tocht door het bos om eetbare paddenstoelen te zoeken. Het boek kabbelt een beetje voort, op een hele aangename manier, want er zit wel vaart in het verhaal. Kawakami verliest zich niet in details, integendeel, maar ze weet toch perfect een sfeer te beschrijven die ik herken uit Japan. De izakaya waar ze samen eten, het huis van Sensei, de interactie tussen Tsukiko en Sensei, maar ook tussen de andere mensen die voorbijkomen in het verhaal. Omdat je als lezer in het hoofd van Tsukiko zit weet je ook dat ze veel nadenkt en ergens iets van vindt, maar er dan vaak niets over zegt. Wat dan weer tot misverstanden leidt, zelfs zo dat Tsukiko en Sensei elkaar een tijd niet zien. Maar naarmate het verhaal vordert voel je dat er iets ‘in de lucht hangt’ tussen die twee.
“Er hangt iets in de lucht.” Bij die gedachte viel het kwartje.
‘Kuuki o yomu’. Het is een Japanse uitdrukking. Kuuki (spreek uit als ‘koekie’ met een lange oe) betekent lucht, yomu (jomoe) betekent lezen. De lucht lezen. Ofwel, zonder woorden weten wat er van je wordt verwacht of zonder woorden verwachtingen (kunnen) hebben van anderen. Maar vooral, je gedragen zoals het hoort, zonder dat iemand dat tegen je hoeft te zeggen. Natuurlijk heb ik al veel eerder van dit fenomeen gehoord. Nu zijn er overal wel ongeschreven wetten, maar wij groeien als Nederlanders op in een maatschappij waarin het normaal is dat je je uitspreekt. In Japan is bijna alles indirect en dat leer je al van kleins af aan. Het tonen van affectie is ook onderhevig aan wat hoort en wat niet. Dat verklaart het – in mijn ogen – omslachtig gedoe in de relaties van mijn Japanse kennissen. Het tegenovergestelde bestaat ook, ‘kuuki o yomenai’ – de lucht niet kunnen lezen. Dat wordt mensen verweten die de stille hints niet oppakken daardoor in ongemakkelijke situaties terechtkomen. Het wordt overigens ook vaak gezegd over mensen met slechte manieren, zoals luid praten in de trein.
Het tweede boek dat ik las van Hiromi Kawakami is ‘The Ten Loves of Mr. Nishino’ en oh boy, wat een ‘kuuki o yomu’ in deze verhalen. Een briljant opgezet boek, waarin je langzaam meer en meer te weten komt over het leven van Yukihiko Nishino, een Japanse man die op zoek is naar de ware liefde maar hem elke keer niet vindt. Elk hoofdstuk is het verhaal van één van de vrouwen die voor korte of langere tijd zijn geliefde was, maar de verhalen zijn niet in chronologische volgorde opgetekend. Ook hier weet Kawakami met haar vluchtige stijl in elk hoofdstuk een unieke sfeer te creëren, vanuit het perspectief van de vrouw die op dat moment de liefde van Mr. Nishino is. Stukje bij beetje leer je, door de ogen van de vrouwen, deze man beter kennen. Als jongen van zestien/zeventien, als jongvolwassene en als oudere man. Wat hij heeft meegemaakt en hoe hij worstelt met de liefde door trouw en ontrouw te zijn. Het is geen makkelijk boek en deels komt dat volgens mij echt doordat er heel veel ‘lucht wordt gelezen’. Aannames die als feiten worden beschouwd, zoals de vrouw die precies weet wanneer Nishino gestopt is van haar te houden. Hij ontkent dat, maar toch verlaat ze hem, want in wezen was ze hem al kwijt. Ik denk als ik dat lees “hoe dan, waarom dan?” Het zal niet de laatste keer zijn dat ik me ‘kuuki yomenai’ voel, in fictief Japan of in ‘real life’ Japan.
Hiromi Kawakami
Er zijn geen boeken van Hiromi Kawakami (1958) in het Nederlands verschenen, helaas, ondanks dat ze één van de belangrijkste hedendaagse schrijvers is van Japan en veel van haar werk al wel in andere talen is vertaald. Ze heeft meerdere literaire prijzen gewonnen in Japan en daarbuiten. Kawakami staat bekend om de beschrijvingen van intieme interacties in het dagelijks leven wat ze soms doorspekt met magisch realisme. Dat laatste komt zeker voor in ‘The Ten Loves of Mr. Nishino’ op een hele mooie, ontroerende manier. Dat boek is trouwens ook verfilmd in 2014.
Ingrid Houtkooper is Japanoloog en communicatieadviseur. Ze geeft lezingen en schrijft artikelen over Japan en de Japanse cultuur, onder andere voor Flow Magazine en Opzij. Haar website: www.houseofsakura.com.